Het kabinet schiet door in de bestrijding van terrorisme. Burgerrechten van de bevolking worden opgeofferd, zonder dat het helpt terrorisme te bestrijden. Dat is niet alleen ongewenst en naïef, het creërt ook verwachtingen over veiligheid die het kabinet niet kan waarmaken. Schijnveiligheid: dat is een rechts land van Ooit.

Inbreng Femke Halsema bij fractievoorzittersdebat over terrorisme.

Voorzitter,

In de eerste drie weken na de moord op Theo van Gogh

hebben er 800 incidenten plaatsgevonden,

variërend van bekladding, discriminatie, dreiging,

belediging tot brandstichting.

Het gaat om mensen, Islamitische en christelijke gebedshuizen, om scholen, om allochtone instellingen.

Na een maand overheerste het beeld van een land op drift,

daarvoor hoefde je geen buitenlandse kranten lezen.

Inmiddels lijkt – oppervlakkig – de rust weergekeerd.

De incidenten zijn afgenomen, columnisten schrijven af en toe over iets anders en in het hart van het politieke debat keren geleidelijk andere onderwerpen terug.

Maar de rust is bedrieglijk.

Daaronder gist het.

Overal in het land wordt woedend gediscussieerd,

of heerst juist ijzige stilte

Voor veel mensen is op de schok en de woede

ook desillusie en verdriet gevolgd.

Over de staat van ons land,

over de manier waarop we samenleven

of langs elkaar heen leven

De regering staat voor een grote en dubbele opdracht.

Als eerste om terreur en terroristische dreiging effectief te bestrijden.

en als tweede om de gemeenschappelijkheid en verbondenheid in het land te vergroten.

Over deze tweede opdracht spreken we vandaag niet,

wat Groenlinks betreft ten onrechte

Deze twee opdrachten hangen namelijk nauw samen.

Gemeenschappelijkheid kan namelijk alleen groeien als de angst voor terreur onder de bevolking, als de reële dreiging van terrorisme, vermindert.

Tegelijkertijd is onderlinge verbondenheid, verbondenheid met onze democratische rechtsstaat, een voorwaarde voor duurzame vermindering van de dreiging van moslimterreur.

En dan ben je er niet met een dagje bobo’s binden in de Ridderzaal.

Zeker niet als de verantwoordelijke ‘minister van binding’

tegelijkertijd tegen de Nederlands-Marokkaanse gemeenschap zegt:

‘wij in Nederland kennen mijn en dijn’.

De cabaretière Funda Muije had er maar één woord voor:

liefdeloos.

Verbondenheid kweken vereist investeringen in risicojongeren, in onderwijs, banenplannen, in discriminatiebestrijding.

Terreurbestrijding is heel erg noodzakelijk, maar moet gepaard gaan met een sociaal programma, dat mensen hoopvol perspectief en een trotse identiteit biedt.

Daaraan ontbreekt het helaas ten ene male in de kabinetsplannen. Graag een reactie.

Terreurbestrijding rekent de regering terecht tot een hoofdtaak.

En de GroenLinks-fractie steunt het kabinet in veel van de voorgestelde maatregelen:

De uitbreidingen van opsporingsdiensten, van het stelsel van beveiliging en bewaking

èn de grote investeringen in intelligence en opsporing.

Anders dan het kabinet – en tot dusver, dankzij het CDA, een meerderheid van de Kamer – blijven wij aandringen op beveiliging van opiniemakers: terrorisme trekt zich nu eenmaal weinig aan van een formele en bureaucratische indeling van rijks- en lokaal domein.

Verbetering van opsporing en vervolging vereist echter wel goede bestuurlijke aansturing

(de aanbevelingen van de cie. Havermans moeten snel worden uitgevoerd),

verbetering van de samenwerking tussen bijvoorbeeld de AIVD en de politie

en het verbeteren van de informatiepositie van de burgemeester.

(kwestie Deetman – Laakkwartier)

Daarover zwijgt de nieuwe terrorismebrief ook.

Dat is een nalatigheid waarvan ik hoop dat de ministers die in eerste termijn repareren.

Bij een sterkere positie van de AIVD hoort ook versterking van de parlementaire controle. Wat Groenlinks betreft is het de hoogste tijd dat de geheime commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten plaats maakt voor een ‘full-dressed’ openbare parlementaire commissie met een eigen staf en onderzoeksfaciliteiten, zoals ook Duitsland en Engeland die kennen. Ik overweeg hierover een motie in te dienen in tweede termijn.

Terrorismebestrijding vereist grote inspanningen

maar ook realisme.

Èn daaraan leek het de afgelopen dagen te ontbreken

als ik sommige politici in de media hoorde

Sprekend over de wetgeving die op stapel staat

stelde CDA-kamerlid Van Haersma Buma:

‘Mohamed B. konden we volgens het Nederlandse strafrecht niet pakken. En achteraf zeggen we dan: wat is het ontzettend onhandig dat dat niet kan’.

Hier wordt de suggestie opgeworpen dat de moord voorkomen had kunnen worden als we meer wetten hadden gehad.

Dat kan het CDA toch niet menen?

En een dag later echode VVD-aanvoerder Van Aartsen: ‘wat zou het niet goed zijn geweest wanneer de Nederlandse staat eerder tegen Mohamed B. had kunnen zeggen: zeg, kom jij je nu eens melden; wat heb je in de zin’.

Ook hier de suggestie dat de geschiedenis anders had kunnen lopen.

Dat er dus niet verkeerde bestuurlijke keuzes zijn gemaakt door zijn minister Remkes – zoals het harde verwijt eerder luidde,

maar dat we gewoon wat extra wetten nodig hebben.

Dat is niet alleen naïef, dat is ook het creëren van verwachtingen over veiligheid die je niet kan waarmaken. Schijnveiligheid: dat is een rechts land van Ooit.

Terrorisme bestrijd je niet per decreet.

Internationaal moslimterrorisme trekt zich maar weinig aan van onze binnenlandse wetten.

Want laten we wel wezen

Met de identificatieplicht zijn geen terroristen gevangen;

wel is bij veel jongeren van 15, zonder licht op hun fiets, 50 euro extra opgehaald.

Met een algemene en structurele fouilleringverplichting in bepaalde gebieden

veroorzaak je overlast bij onschuldige mensen,

terwijl de beruchte Syriër een ommetje maakt.

Als Mohamed B. zich elke week op het politiebureau had moeten melden

dan had hij daar wellicht met een uitgestreken gezicht gemeld dat hij niets kwaads in de zin had.

Maar voor Mohamed C., zijn vage kennis die sinds enige tijd denkt aantrekkelijk te zijn met een baard maar verder een brave borst is, is de wekelijkse melding intimiderend en stigmatiserend.

En al die jongeren die op Internet terroristische misdrijven goedpraten, zijn stuitend en onsmakelijk en verdienen langdurig huisarrest van hun ouders.

Maar zij maken gebruik van hun vrije woord, en dat is ten principale iets anders dan het beramen van een terroristisch misdrijf.

Met andere woorden, hoe effectief zijn al die wetsvoorstellen eigenlijk?

Raken ze eigenlijk wel doel? En waarom hoor ik de aanhangers daar niet over?

Want terrorismewetgeving, meneer Verhagen, gaat niet over het verminderen van het aantal griezelige mensen, maar over het oppakken van terroristen.

Kan de regering mij eens aangeven op welke wijze de strafbaarstelling van apologie, de introductie van straatverboden, meldingsplichten en het mogen oppakken van mensen, enkel op basis van vage vermoedens, leidt tot vermindering van de terroristische dreiging.

Waar de regering dusver niet kan aantonen dat al haar wetgeving, potentiële terroristen (overtuigingsdaders, zeg ik dhr. Dittrich nog maar eens na)

afhoudt van misdrijven, dreigt wel een averechts effect.

En dat is dat de nieuwe wettige bevoegdheden, de onderlinge verbondenheid en de zo broodnodige gemeenschappelijkheid in dit land verminderen.

Omdat uiteindelijk vooral mensen met een Arabisch uiterlijk en moslims en moslima’s, al dan niet in traditionele kleding, de nieuwe wetten aan de lijve zullen ondervinden,

kun je door uitsluiting en stigmatisering belangrijke bondgenoten verliezen in de strijd tegen het terrorisme.

Dan spant het kabinet het paard achter de wagen en vermindert ze haar draagvlak voor terrorismebestrijding.

Dan zijn de nieuwe wetten niet alleen ineffectief, dan zijn ze ook onrechtvaardig.

En hierin schuilt het grootste bezwaar van de GroenLinks-fractie tegen het voorgestelde wetgevingsprogramma.

De aanvoerder van de VVD stelt dat de wetsvoorstellen gezagsgetrouwe burgers beschermen.

De onjuistheid van die stelling bewijst zijn coalitiegenoot Maxime Verhagen,

die verdedigt dat ook tien onschuldige burgers mogen worden vastgezet.

Met de uitbreiding van strafvorderlijke dwangmiddelen en het loslaten van de verdenking, met het vastzetten van mensen die de meldingsplicht of een straatverbod overtreden, dijt de kring van verdachte burgers geweldig uit.

Verdachten zijn soms schuldig en soms onschuldig.

Als mensen verdacht raken

en mogen worden aangehouden en vastgehouden zonder dat er een objectieve verdenking tegen hen is,

dan raak je veel onschuldigen.

Om het eens liberaal te zeggen: dan maakt de staat gezagsgetrouwe burgers onvrij.

En het blijft niet bij aanhouden en kort vasthouden.

Als de regering haar zin krijgt dan

gaat iemand die zonder concrete verdenking is opgepakt voor langere tijd achter slot en grendel.

Als iemand is opgepakt omdat hij bijvoorbeeld een keer thee is wezen drinken in de Marianne Philipsstraat en op Internet Palestijnse zelfmoordacties goedpraat,

dan kan hij (anders dan de nu geldende 90 dagen) twee jaar in voorlopige hechtenis worden geplaatst. Zou hij zich willen verweren en bij de rechter zijn zaak willen bepleiten, dan heeft hij weinig kans want inzage in zijn strafdossier wordt hem niet toegestaan.

Voorzitter, ik weet dat het gevoelig ligt,

maar als dit – nu nog denkbeeldige voorbeeld werkelijkheid wordt

dan is Guantanamo Bay dichtbij.

Graag een reactie.

Voorzitter, tot slot.

(eerste politieke conclusie, afhankelijk van het debat)